Broos

Judith van Meeuwen, curator Kunsthal KAdE, 2018

Graag neem ik u mee in mijn gedachten, voer ik u mee in een denkbeeldige schets, een ontwerp voor een ideaal museum. Dit model museum wordt speciaal gebouwd rondom het oeuvre en gedachtegoed van één kunstenares. Het biedt zowel een permanente-, als een wisselopstelling. Het is een eer om de ontwerper te mogen zijn van dit denkbeeldige cultuurgoed, zoals een gefortuneerde verzamelaar zich een perfecte omgeving voor zijn/haar kunstwerken kan permitteren. In een dergelijk oord is het volkomen, is alles in balans en zijn alle storende elementen weggenomen.

De kunstwerken waar ik een museum voor mag bedenken, zijn van een kunstenares die met een hoge tactiliteit werkt, waarvoor de natuur een wezenlijke rol speelt, waar de liefde voor schoonheid voor structuren en materialen de boventoon voert. Haar werken zijn in de loop van de tijd zachter gaan voelen, zijn fragieler geworden. Het broze denken *1 is in de werken geslopen. Sterke werken over de vergankelijkheid, over de kracht van het kwetsbare.

Voordat ik u verder meevoer in en rond mijn imaginaire museum, met de kunstwerken in hun denkbeeldige toplocaties wil ik u alvast de naam van het museum onthullen. Van harte welkom in het Meulendijks Museum voor Broze Kunst (het MMBK).


Laten we beginnen met de situering van het museum. Ver weg van enige snelweg of vliegveld staat dit gebouw in een oase van rust. In een lommerrijke tuin met daarin een paviljoen en een toren, nabij een grote vijver.

In de spiegeling van het water in de vijver zie je in de verte het museum, een 18e eeuws crèmekleurig landhuis, met aan de achterzijde een glazen aanbouw in 21e eeuwse stijl. Op het dak bevindt zich het werk Verlangen uit 1995. Op een zonnige dag straalt het glanzende eigele ei en is de blikvanger in de wijde omgeving. De kroon – het tweede deel van het werk – bevindt zich naast het huis op het terras. Het ei, schijnbaar onaantastbaar, het ultieme symbool van breekbaarheid, balanceert op de rand van het dak. De kroon beneden vertegenwoordigt dit museum als instituut, als opvanghuis voor broze werken en gedachten.

Het Palladiaans geïnspireerde huis heeft een grote bordestrap. Bij elke trede omhoog ervaart de bezoeker de verheffing tot het huis van de broze kunst.
Aan de achterzijde van het museum – in een serre van metaal en glas – bevindt zich een licht en warm atelier, waarin u de kunstenares op gezette tijden aan het werk zal zien en kunt ontmoeten.


Het oude landhuis ademt een fijne sfeer. Zacht licht, luiken dimmen indien nodig het harde zomerlicht. Beneden bevinden zich – mooi symmetrisch – aan weerszijden twee zalen met hoge korenblauwe plafonds. De eerste zaal toont een werk aan de wand met de titel Bloei.
Jolanda Meulendijks maakte het werk in 2014. Met scheepjeswol gehaakte bloesem op een houten tak. De tere bloesem is vereeuwigd. De stampers blijven uitnodigend lonken naar insecten. In dezelfde ruimte is op de houten vloer het werk Stil Water uit 2014 geplaatst. De kruiken –  van blauw touw en blauwe wol – als containers voor bezonken gedachten, als voorraadbussen voor herinneringen. Op de muur staat in neutraal licht grijze Helvetica letter geschreven:

“No one creates… the artist assembles memories.”        J.B. Yeats (1922)

De tweede zaal toont het werk En ik val en ik ruis en ik zing  uit 2015. Aan een wand bevinden zich 70 elementen, figuren van geel en oranje metaaldraad.
Licht en schaduw spelen geregeld met het werk.

Via de glazen serre aan de achterzijde kun je vervolgens naar het rechterdeel van het huis. Deze glazen uitbouw waar de kunstenaar vaak aan het werk is, geeft een prachtig uitzicht op de vijver. Aan een beukenboom hangt het werk Wolkjes dat in 2014 is ontstaan. De zon en de wind spelen met de hangende vormen die doen denken aan de nesten van de wevervogels.

In de derde zaal hangt de tekeningenserie Hartlijnen uit 1999. In deze serie tekeningen heeft Meulendijks met grafiet op papier lijnen getrokken waarbij haar lijf als verlengstuk van het potlood fungeerde. De grenzen van de tekening omvatten de spanwijdte/reikwijdte van lijf en arm van de kunstenaar. Op de wand staat met potlood geschreven:

“In een schier eindeloze herhaling van bewegingen ontstaat een vlechtwerk van lijnen, fragiel, en steeds fermer”

In de zaal liggen grote vellen papier. Meulendijks maakt regelmatig een nieuwe Hartlijn en nodigt de bezoeker uit om ook het potlood hier op te pakken.

Zaal vier is een bijzondere zaal met een wisselopstelling. Elke keer een keuze uit een werk uit het oeuvre van Meulendijks in relatie tot werk van anderen. Deze keer een grondopstelling met de werken uit de serie Klimop en Graswikkel uit 2004. Aan de muur – met veel dank aan de genereuze bruikleen van het Albertina in Wenen – de aquarel Das große Rasenstück van Albrecht Dürer uit 1503 met daarop afgebeeld kropaar, wit struisgras, veldbeemdgras, grote weegbree, duizendblad, gewone ereprijs, paardenbloem, madeliefje en veldhondstong.

Met een keizerlijke trap –  zo een met een leuning waar je heerlijk af kunt roetsjen – ga je naar boven naar een zolderruimte met een houten gebint dat doet denken aan het St Jans hospitaal in Brugge. Deze zolder is verdeeld in twee grote ruimtes. Aan de linkerzijde is de Schetskamer: een opstelling van alle schetsen. In oude houten lessenaar vitrines zijn foto’s geplaatst van verschillende schetsen. De Geraniaschetsen liggen naast de Windvanen. Beide ontstaan in 2016. Deze bladeren zijn aan elkaar genaaid. Een mooie maar brute ingreep. Essentieel werk voor in een museum voor broze kunst.

Een andere vitrine toont twee Schervenschetsen beide uit 2016. Een kleine lichtblauwe en een donkerblauwe pot-achtige vorm, een ready made, die is verstevigd en verbonden met katoenen garen. Het doet denken aan het Japanse begrip Kintsugi: perfecte imperfectie om zo de schoonheid laten inzien van iets dat gebroken is.

Naast de Schetskamer is een ruimte met de naam De Vindselkamer. Het is een studeerkamer in een wunderkammerachtige opstelling. Met boeken, gedroogde bloemen, opgezette kikkers, en in langdurig bruikleen de opgeprikte vliegenverzameling van Frank Halmans. In een hoek een grote kast met allerlei dozen met handgeschreven etiketten met vindsels. Veel vindsels.

Boven de entree van de vindselkamer staat in wederom licht grijze doffe letters:

Wie gericht kijkt, kijkt voorbij aan de dingen waar het om gaat. Die doen zich alleen maar voor als je er niet naar zoekt.

En boven de boekenkast: Wie wat vindt, heeft wat anders gezocht. *2

Na het bezoek aan de indrukwekkende zolder is het tijd voor een bezoek aan het landgoed. In de tuin dicht bij de vijver staat een klein rechthoekig huisje. De pui aan de voorzijde heeft twee blauwe vensterbanken en een blauwe voordeur met daarop een 3 en een 2 geschilderd. Dit tiny huisje is een compleet ingericht verblijf, een artist in residence voor genodigden voor het Vensterbankproject. Hier verblijven de kunstenaars die zijn uitgenodigd voor een presentatie. De ramen dienen als proefsetting. Maar het is ook een hommage aan De Vensterbank in de Bergstraat in Amersfoort. Zodra het gaat schemeren zie je in de ramen een virtuele reflectie van de kunstwerken die sinds de start in 2013 eerder te zien waren.

Achter in de tuin lonkt een campanile. Een wenteltrap van 100 treden voert je naar een boven plateau. Hier hangt het recente werk Still uit 2017. Met smalle koperen draden hangen de koperen schalen dicht bij de vloer. Ze hangen verstild in de ruimte. Klankschalen zonder klank. Boven in de toren heb je een weids uitzicht op het landgoed. In de verte in een treurwilg hangt het werk Zwerm uit 2013. Geknoopte cocons van wit touw hangen als bijennesten in de wilg. De boom lijkt geheel in symbiose te leven met deze cocons, in rustige afwachting wat de metamorfose na ontpopping zal brengen.

In de tuin bevindt zich ook een muziekpaviljoen ontworpen door Dré Wapenaar met uitzicht op de vijver met het werk Wolkjes. Met een buiten open haard die op speciale filosofische en muzikale avonden wordt aangestoken. Want het randprogramma is belangrijk in het MMBK.
Zo zou een ideale avond zijn om onder het genot van ambrozijn te luisteren naar een uitvoering van Water Dance door de Japanse Karen Tanaka. En dan als eerste gastspreker Stine Jensen die een uitleg geeft over het begrip mimesis door Aristoteles in relatie tot het werk van Jolanda Meulendijks. De kern van haar verhaal: de kunstenaar is voor Aristoteles degene die de elementen uit de werkelijkheid selecteert, tot een structuur verwerkt en zo de dingen modelleert, vormgeeft in een begrijpelijk beeld, waarin de universele waarheid wordt geopenbaard. Voor Aristoteles is de kunst openbaring van het universele, een herschepping van het leven.

Mimesis weerspiegelt dus niet slaafs de bestaande werkelijkheid, ze schept een nieuwe werkelijkheid. De nabootsing van die zelfgeschapen wereld blijkt echter wel getrouw. En dat geldt ook als de weergave slechts suggestief is: wat in de nabootsing slechts wordt gesuggereerd, wordt in de geest vaak aangevuld. Jensen besluit haar voordracht met het prachtige gedicht Wild Gardening / Tuinwoeker van J. Bernlef uit 1968.

Na een tijdje schuift een tweede gastspreker aan bij het haardvuur. Het is filosoof Awee Prins die een toelichting geeft op zijn nieuw te verschijnen boek over broos denken en zijn filosofie van de hartelijkheid en de waardering van het alledaagse. Hij breekt een lans voor het loskloppend denken om vermeende zekerheden onderuit te halen om meer recht te doen aan de broosheid van ons menselijk bestaan. Bij broos bestaan hoort broos denken.

Tot slot zou ik u graag willen uitnodigen om ook zelf in gedachten een museum en randprogrammering voor het werk van Jolanda Meulendijks samen te stellen: een verheffende oefening tot mimesis, contemplatie en perfectie. Ik neem afscheid vanaf de toren van dit – weliswaar imaginaire – maar toch voor mij zo echt geworden – museum voor broze kunst.

*1 Awee Prins (1957) Uit: Interviewspecial Volkskrant Magazine 2016: Awee Prins: ‘Wij snappen niet wat geluk is’, Wilma de Rek, 24 december 2016

*2 Uit: Hans Kloos schreef in ‘Het gedicht als oog’ over de dichter Bernlef. De Groene  Amsterdammer, 11 mei 1994

WILD GARDENING

___________De cultus van het evenwicht vinden in

___________de nuances van grijs gebladerde struiken

zo ook

___________een informeel rozengebruik

kortweg genaamd:

___________wild gardening!

Binnen de perken woedt de emotie

___________in nuances van grijs;

tuinaanleg, nee architectuur:

___________het gaat om de  idee

niet als Versailles maar verborgen

___________achter ongewied onkruid

in de samenwerking met de wind

___________ontstaan perken en paden.

Geen compositie (bloemen die namen spellen,

___________bomen geknipt in de vorm

van bomen)

___________maar een plaats waar

de dingen zijn zoals op een tafel

___________of in een stad uit

de lucht gezien

___________in principe onvoltooid.

Zo’n tuin is geen territorium

___________de grens behoort haar

noch de omgeving

___________maar een mentaliteit

in mimesis bewezen:

___________in haar onzichtbaarheid

valt zij af te lezen


J. Bernlef, Wild Gardening, 1968

Deze tekst heeft Judith van Meeuwen geschreven als introductie voor de catalogus met een selectie uit Jolanda’s werk, uitgekomen in 2018.