Over twijfel, beschutting en lucht

Jantine Kremer, kunsthistoricus, 2016

Het werk aan de muur van het atelier van Jolanda Meulendijks is net af. Het is nog zo vers dat het nog niet eens een titel heeft. Over ruim twee meter zweven een stuk of twintig keramieken deksels met een aandoenlijk grote, ronde greep aan de bovenkant. De binnenkant is bedekt met heldergeel pigment. Dat het voor de onderzoekende kijker heus wel te zien is dat de deksels aan de muur zijn bevestigd, kan niet verhinderen dat het lijkt alsof ze elk moment hun plek dobberend kunnen verlaten.

Vindsels

Aan de straatzijde van de tweede verdieping van het huis waar Meulendijks met haar man woont, staan dozen vol met vindsels. Zoals de deksels zonder potjes, die ze in Griekenland vond. Net als de opgerolde kranten met hun magische letters en een doosje vol stoppen van glazen karaffen. Ze staan gebroederlijk naast kistjes met tijdens vakanties gevonden takken, stenen en schelpen. Meulendijks is, zoals veel kunstenaars, een echte verzamelaar. Ze werkt graag met gevonden materialen, “omdat het al wezens zijn van zichzelf.”
Soms zoekt ze op vorm, soms ook om het idee van de vorm, zoals bij een schelp die ze in haar hand houdt: “Het refereert aan wat ik eigenlijk wil laten zien. Zoals kwetsbaarheid, dat is wel een thema. En zo’n schelp, dat is toch fantastisch? Dat je je kunt terugtrekken en dat dat dan volkomen legitiem is, want iedereen heeft het. Het is gek dat wij in zulke hoekige huizen wonen. Aan ons is niets hoekig. Als er al iets hoekig is, dan is het een zachte hoek.”

Eclectisch

Meulendijks is het meest aan de achterkant van haar opvallend hoekige huis aan het werk, met uitzicht op een eveneens hoekige begraafplaats. “Dat voelt heel vertrouwd, ik ben opgegroeid in een huis naast het kerkhof.” Eén muur van dit langwerpige vertrek wordt in beslag genomen door beelden en installaties in uiteenlopende stadia van gevorderdheid. Meulendijks werkt met veel verschillende materialen; wol, scheepstouw, keramiek, kippengaas, karton, metaal, hout, foto’s. Haar eclectische materiaalgebruik is opvallend en exemplarisch voor haar (onder)zoekende, weifelende geest: “Ik vind het interessant als materialen iets doen wat ze normaal gesproken niet doen. Dat het eigenlijk helemaal niet kan. Daar ben ik eigenlijk wel naar op zoek.” In het door het raam binnenvallende zonlicht, hangt een fragment van Sluier (2015), een waterval van transparante, bloemknop-achtigen. Het alledaagse van het kippengaas waarvan het is gemaakt, wordt vergeten door de manier waarop Meulendijks het vormde en met de hand in goud- en koperkleurige gelen en oranjes schilderde. “Het liefst zou ik ze ergens laten onderdompelen, zodat het nog wat meer druipt. De harde randjes gaan er dan ook nog wat meer af.”

Grimmige sprookjes

Achter Meulendijks bureau prijkt een verzameling op de wand geprikte foto’s en krantenknipsels. “Er worden hier in huis veel kranten gelezen. Ik merk dat ik soms onrustig word, als ik alles echt lees. Dus bekijk en verzamel ik foto’s.” Deze verzameldrift resulteert in een – opnieuw eclectische – verzameling waarin een wolk van Berndnaut Smilde en stuifmeelhoopjes van Wolfgang Laib gebroederlijk hangen naast knipsels met verborgen drama’s zoals die van een moeder, die – op een hoog punt staand, omgeven door bergen – haar kleintje onder zijn oksels vastheeft, alsof ze hem helpt staan. Dat de moeder het kind van de berg af zal laten rollen, vertelt de sepia-gekleurde foto niet.  

Veel van Meulendijks recente werk is zacht, fragiel en enigszins sprookjesachtig. Maar net als deze foto, bevatten sommige van haar werken een onopvallend zwart randje, een glimpje harde werkelijkheid. Dit lijkt zich met name te openbaren in werken waarin Meulendijks nadrukkelijk het toeval toelaat. Zo drukte Meulendijks voor een recent werk twee plastic suikerpotjes kapot. “Die had ik al heel lang, ze stonden al jaren in de kast.” In de ontstane scherven boorde ze gaatjes, om ze weer aan elkaar te kunnen verbinden met touw. De deksels zitten aan de potjes vast geborduurd met web-achtige lijnen, die ze een nieuwe, eigen huid geven, maar wat voorkomt dat ze nog bruikbaar zijn. “Het gebruikt zichzelf, het is geen suikerpotje meer.” Er kan nooit meer iets in. Of uit. Misschien bevat het een geheim. Of een gevoel. Of misschien de kijker zelf.  

Op een gelijksoortige manier maakte Meulendijks de onderdelen van de installatie Uitdijend Universum (2016). De keramieken potten zijn stukgegooid en daarna weer aan elkaar verbonden met metaaldraad. De binnenkant is bedekt met een laagje pigment van prachtig diepblauw. Hoe kleiner de opening, hoe meer het lijkt alsof je in een zwart gat tuurt.

Transparantie

“Het liefst maak ik grote dingen, zoals installaties, waarmee ik de ruimte definieer door een extra huid aan te brengen. Maar het is ook genoeg dat je er in gedachten in kunt.” Zoals met Meulendijks vele kruikachtige sculpturen; met grote, zelfgemaakte haaknaalden, knoopt ze de holle vormen van allerlei soorten dik touw en schikt ze als zwermen in bomen en op andere locaties. “Ik ben het meer gaan benaderen vanuit de binnenkant. Het werk waarmee ik afstudeerde eind jaren tachtig kon je letterlijk niet aanraken door het pigment aan de buitenkant.” De onaanraakbaarheid wordt versterkt door de puntige, hoekige vormen die de kijker nadrukkelijk op afstand houden. Dat is nu anders. “Mijn werk wordt steeds transparanter en opener en vloeiender.”
En door het enigszins organische karakter, vertonen sommige werken zomaar, onbedoeld, grote gelijkenis met in de natuur bestaande vormen, zoals Meulendijks gehaakte elementen in haar installatie Wolkjes (2014) die ze in het kader van de tentoonstelling Luchtkastelen bij Museum-kasteel Sypesteyn exposeerde; ze blijken opvallend veel op het hangende nest van de wevervogel, een Afrikaanse zangvogel, te lijken.

Het Schoone

Meulendijks’ werk is soms schaamteloos esthetisch. Haar zoektocht naar schoonheid wordt goed gedocumenteerd in haar fotoschetsen en collages waarin ze inzoomt op verborgen pareltjes en wonderlijkheden in de natuur. Soms gevonden, soms geconstrueerd, zoals de groene blaadjes die samen een bloem vormen, bijeengehouden door kleine, witte stiksels. Maar of het een vindsel of een maaksel is, is lang niet altijd duidelijk; haar ingrepen zijn subtiel en de grenzen vaag.

Kun je eigenlijk als kunstenaar wel iets maken wat alleen maar mooi is? Voor Meulendijks is er geen twijfel mogelijk: “Ik geloof echt in dromen. ‘Mooi’ is een vervelend woord, maar het is een noodzaak om het Schoone, met een hoofdletter en twee o’s, te laten zien. Ik bedoel dit niet groots, maar voor mij persoonlijk is het elementair. Zoals wanneer je bovenkomt nadat je een tijdje onderwater hebt gezwommen en dan die teug lucht neemt.” Ze neemt een grote hap lucht terwijl ze haar handen voor haar buik en borst langs omhoog brengt. “Dat.”

Jantine Kremer
augustus 2016

Kunsthistoricus Jantine Kremer werkt als schrijvend kunstbeschouwer voor kunstmagazine Tableau en diverse webjournals, zoals Lucy in de Lucht, Publiek Gemaakt en 8Weekly.